Minimale verankeringslengte wapening ter plaatse van oplegging breedplaatvloer op wand.
Volgens artikel NEN-EN1992-1-1 art. 8.4.4:
lb,min is de grootste waarde van:
Hiervan is de eerste voorwaarde in de meeste gevallen te verwaarlozen omdat bij de oplegging het buigend moment zo goed als nihil is. Dan blijven er 2 voorwaarden over met als ondergrens 100mm waaraan voldaan moet worden.
Nu doet zich in de praktijk dagelijks de situatie voor dat er dragende wanden van 100mm worden toegepast, hier liggen dan in de meeste gevallen de breedplaten 90mm op in verband met productietoleranties.
Laten we aannemen dat er is een dekking van 15mm op basis van milieuklasse XC1 benodigd is, dan loopt de wapening theoretisch 90-15=75mm (rode lijn in plaatje) voorbij de dag van de oplegging.
Aangenomen wordt dat de maximale staafdiameter een Ø10 is, dan wordt er niet voldaan aan de ondergrens van 100mm.
Dit resulteert in aanvullende wapening (groene lijnen in plaatje) op de breedplaat om te kunnen voldoen aan de gestelde eisen van bovengenoemd artikel uit de Eurocode. Hierdoor wordt er voldaan aan de minimale verankeringslengte van 100mm de wapening doordat de onderwapening middels de aanvullende staven op de plaat worden verlengd met voldoende verankeringslengte.
Op basis van bovenstaande weer een interessante discussie met een aannemer gehad vandaag hij vroeg:
“Waarom doen jullie toch al die haarspelden op de breedplaat toepassen, andere bureau’s/leveranciers doen dit niet”
Ik kan me niet voorstellen dat andere bureau’s/leveranciers zich niet aan dit artikel houden of er niet vanaf weten.